Paragraaf 3: het emotionele brein

Paragraaf 3: het emotionele brein

Paragraaf voortgang:

Het hoofddoel van het emotionele brein is erbij horen en voortplanten. In dit deel van het brein is het limbisch systeem aan het werk. Het limbisch systeem houdt zich bezig met de verwerking van onze emoties, geheugen en motivatie. Het bestaat uit meerdere delen, waaronder:
De hippocampus
oftewel de harde schijf van je hersenen. Zie het maar als een enorme opslagplaats van al je kennis en herinneringen uit je korte- en langetermijngeheugen.

De amygdala is de persoonlijke alarmcentrale. Als deze afgaat voelt jouw cliënt veelal angst, paniek, boosheid of agressie. Hier wordt informatie gekoppeld aan een emotie. Een blauwe brief van de Belastingdienst kan ervoor zorgen dat de alarmcentrale aan gaat. Net als bij het reptielenbrein resulteert dit in vechten, bevriezen of vluchten.

De thalamus is het controlecentrum van onze hersenen. Hier wordt alle zintuiglijke informatie, dus dat wat we zien, horen, voelen en proeven (ruiken zit in een ander gebied) verwerkt. De thalamus beslist dan vliegensvlug: is deze informatie belangrijk of onbelangrijk? En vertelt aan jouw cliënt vervolgens hoe zij zich voelen over die informatie.

De hypothalamus is de elektriciteitscentrale van je binnenkant. De hypothalamus heeft controle over je hormoonstelsel en geeft een seintje als je moet eten of drinken of als je een jas aan moet trekken als het koud wordt.

Juist emoties die jouw cliënt vaak onbewust heeft gekoppeld aan geld, hebben een enorme impact op zijn of haar relatie met geld en daarmee op het geldgedrag. Als ze bang zijn van geld (bevriezen of vluchten) handelen ze anders dan wanneer ze juist vertrouwen hebben in geld.

Het emotionele brein wil niets liever dan het reptielenbrein van dienst zijn. Daarom gaat ook hier plezier boven pijn. De strategie luidt dat je pijn moet vermijden, dus zo min mogelijk angst, verdriet en frustratie hebben. Dit brein wil wel graag knuffelen en gezelschap. Het wil bij de groep horen, verbinding voelen en liefde ervaren.

Alles wat jouw cliënt in zijn of haar jeugd heeft meegemaakt, de lessen die ze hebben geleerd, vind je hier. Ook de opvattingen van de ouders die ze hebben meegekregen zijn hier opgeslagen. De invloed van deze herinneringen is groot. Hoe heftiger de gebeurtenis, hoe meer emotie eraan is gekoppeld. Dit kan positief en negatief werken.

Zo kan het zijn dat jouw cliënt bang is voor geld, omdat ze uit een gezin komen waar altijd werd gezegd dat er niet genoeg was. Dat gevoel van ‘niet genoeg hebben’ hoeft in werkelijkheid helemaal niet zo te zijn. Maar toch draagt jouw cliënt het met zich mee. Tot het moment dat jouw cliënt zich ervan bewust wordt en kan kiezen of dat gevoel nog wel bij de situatie nu past.

Een ander voorbeeld is dat jouw cliënt een hekel heeft aan geld. Dat kan veroorzaakt worden doordat bijvoorbeeld de ouders na de scheiding continu ruzie maakten over de alimentatie. Als kind hebben ze alles gehoord. Ook al zijn ze nu 42 jaar, ze associëren geld met pijn en verdriet en een gevoel dat ze niets waard zijn. Je vraagt je af waar dit door komt, omdat je dit niet kan plaatsen met de realiteit die je ziet bij jouw cliënt.

Als jouw cliënt vastzit in het emotionele brein, dan maken ze steeds weer keuzes op basis van instinct en emoties. Ze zijn reactief. Ze reageren onbewust en daarmee vaak vanuit boosheid, angst, verdriet of zorgen op een situatie. Net als bij het reptielenbrein reageert het emotionele brein met vechten, bevriezen of vluchten.

Bijvoorbeeld het feit dat je in Nederland, met behulp van schuldhulpverlening, na drie jaar ook weer met een schone lei kan beginnen, dringt dan niet door. Je ziet het grotere plaatje niet meer. Je kunt niet relativeren en ervan uitgaan dat de situatie niet eeuwig duurt, omdat je vastzit in je reptielen- en emotionele brein.